Het bijzondere aan het Romeinse keizerlijke leger is dat het sinds de late Republiek bestaat uit beroepssoldaten. Voorheen worden boeren opgeroepen om te vechten als er weer een oorlog is, met als nadeel dat het land niet meer wordt bewerkt. Een beroepsleger kent dergelijke beperkingen niet en is ook beter getraind.
In de Koningstijd ontwikkeld het leger zich wel, maar het blijft een kwestie van dienstplicht. De cavalerie wordt bemand door edelen die zich een eigen paard kunnen veroorloven. Er is een lichtbewapende voorhoede voor het uitdelen van speldenprikken, maar het grootste deel van het leger is infanterie voor de echte gevechten.
Tijdens de Republiek zijn er verschillende hervormingen die allemaal te maken hebben met de uitbreiding van het leger, omdat het Rijk bij elke oorlog groter wordt. Er komen steeds meer legioenen en de manschappen worden vaker ingedeeld naar ervaring.
Een staand leger oftewel een beroepsleger ontstaat tijdens de late Republiek. Eerst zijn dit legioenen met Romeinse burgers, maar als het leger groeit wordt er gerekruteerd onder lagere sociale klassen. Voor hen is het leger aantrekkelijk en zij worden de beroepssoldaten.
Tijdens de eerste eeuw van het Keizerrijk wordt de politieke macht van de legioenen steeds groter. Ook de macht van de Praetoriaanse garde, de lijfwacht van de keizer, groeit.
Na het tot keizer uitroepen van generaal Vespasianus door zijn eigen legioenen in het jaar 69 neemt de macht van het leger af. Vooral omdat zijn dynastie, de Flavische, erin slaagt om het Rijk te verenigen en een stabiele regering te leiden.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl