Romeinse kalender

De alleroudste Romeinse kalender is aan Romulus gewijd, de stichter van de stad Rome. De eerste Romeinse maand van het jaar is maart. Er is eens in de zoveel jaar een schrikkelmaand en januari en februari zijn pas later van een naam voorzien. Een aantal maanden is genoemd naar de volgorde, zo is september de zevende maand en oktober de achtste.

Een datum wordt geteld vanaf een vast punt in een maand. Bijvoorbeeld vanaf de eerste of vijfde dag. Een jaar wordt genoemd naar de consuls van dat jaar.

Juliaanse kalender

Omdat een zonnejaar meer dagen telt dan de Romeinse maankalender heeft, gaat de kalender ten opzichte van de seizoenen steeds meer uit de pas lopen. Julius Caesar heeft de Romeinse kalender dan ook hervormd op basis van een nieuwere versie, de Egyptische kalender uit de tijd van Alexander de Grote. Sindsdien is de zon, oftewel het verloop van de seizoenen, leidend.

Een belangrijk verschil is het vervallen van de schrikkelmaand en de aanpassing van het aantal dagen per maand. Tegelijkertijd heeft Caesar de maand Quintilis (vijfde maand) naar zichzelf vernoemd.

Later is de maand Sextilis (zesde maand) vernoemd naar Augustus, de eerste keizer. Augustus voert een paar kleine wijzingen door, zo krijgt een aantal maanden een dag meer en andere een dag minder. Februari gaat van 29 of 30 naar 28 of 29 in een schrikkeljaar.

Gregoriaanse kalender

In de zestiende eeuw heeft Paus Gregorius de Juliaanse kalender gecorrigeerd. De Juliaanse kalender wijkt namelijk per jaar ongeveer 11 minuten af van de zonsomloop en dat loopt op in de loop der eeuwen. De Gregoriaanse kalender uit 1582 is steeds populairder geworden en is de kalender die tegenwoordig algemeen wordt gebruikt.

Op de foto een Romeinse kalender geschilderd op de muur van de Romeinse tempel in Museumpark Archeon.