Romeinen eten graan
Door het Romeinse leger wordt graan per schip aangevoerd. Grote hoeveelheden graan worden bij elk castellum afgeleverd. Het graan wordt vervolgens bewaard in een horreum, een graanpakhuis.
Graan wordt van het kaf ontdaan, gemalen en daarna verwerkt tot brood, biscuit of puls. Er zijn verschillende graansoorten en er zijn verschillende soorten brood. Biscuit is een harde koek die veel langer bewaard kan worden dan brood en heel geschikt is voor onderweg. Puls is een risotto-achtige graanpap, op basis van water of bouillon, vaak gevuld met groenten en kruiden en soms met vlees.
Het graan komt in grote hoeveelheden onder meer uit het noorden van Gallia Belgica, het huidige België. In de westelijke Rijndelta aan de Limes is geen grootschalige landbouw. De boeren die hier wonen, zijn zelfvoorzienend en produceren geen graan voor verkoop. Maar ook in veel andere Romeinse regio’s zijn de militairen voor hun rantsoenen afhankelijk van grootschalige aanvoer van graan.
Graansoorten ♥
Tijdens de opgravingen van het Alphense fort zijn verschillende graansoorten aangetroffen: gerst, emmer, haver, spelt, tarwe, gierst en rogge.
Op de foto spelt
