In plaats van een kant en klare maaltijd in de kantine van een kazerne krijgen Romeinse soldaten een rantsoen en bereiden zij per contubernium hun eigen voedsel. Het rantsoen is in het hele Romeinse Rijk ongeveer hetzelfde, maar soms wel aangepast aan lokale omstandigheden.
De prefect van castellum Albaniana is verantwoordelijk voor wat zijn manschappen aan voedsel kunnen bereiden. Dat is niet gemakkelijk. In de omgeving van het castellum is, zeker in het begin, niets te krijgen. Daarom moet voedsel worden aangevoerd. Uit de Romeinse literatuur blijkt dat het rantsoen bestaat uit:
Het graan is meestal tarwe en de peulvruchten, die door Romeinen worden ondergebracht in de categorie groenten, zijn meestal linzen. Aangezien Albaniana echter in de grensstreek in het noordwesten van het Romeinse Rijk ligt, zijn er wel een paar aanpassingen. Zo wordt hier meer rundvlees dan varkensvlees gegeten en de peulvruchten zijn tuinbonen.
Vaak vullen de soldaten hun rantsoen aan met verse vis, wild, verse groenten, kruiden en fruit. Zij kunnen het een en ander kopen in het kampdorp, zoals vissen en groenten, of zij gaan op jacht.
De groep van acht mannen, die samen een contubernium vormen, zorgt zelf voor de gezamenlijke maaltijden. Er wordt gekookt op de haard in hun verblijfsruimte in de barak. Een heel gewone maaltijd kan bestaan uit brood, kruidenkaas, tuinbonen en geroosterde appels.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl