In een Romeins keizerlijk legioen dienen Romeinse legionairs. De infanteristen vormen de basis van het Romeinse leger. Daarnaast zijn er onderdelen met onder meer cavalerie, artillerie en genie. Ook zijn er hulptroepen die dienen in een cohort auxilia, zij zijn geen Romeins staatsburger.
Langs de Nedergermaanse Limes zijn zowel Romeinse legioenen als cohorten auxiliari in een kazerne ondergebracht. Een kazerne voor een legioen heet castrum. Hierin is ongeveer plaats voor vijfduizend infanteristen. Er is ook ruimte voor de andere legeronderdelen. Een kazerne voor een cohort auxiliari heet castellum. Hierin is plaats voor ruim vijfhonderd soldaten. Zowel een castrum als een castellum kan groter of kleiner zijn als het leger dit nodig vindt.
Een legioen is gevestigd in een castrum, bijvoorbeeld de vaste kazerne in Noviomagus (Nijmegen) of de grote legioenskampen bij Valkenburg en bij Velsen (Flevum). De legioenen bestaan uit ongeveer vijfduizend soldaten plus hun leidinggevenden en veel steuneenheden, zoals cavalerie, artillerie en genie. In totaal kan het gaan het om ongeveer tienduizend militairen.
Een cohort auxiliari verblijft in een castellum. In principe is dit een kleine versie van een castrum met veelal dezelfde functies en gebouwen. De auxiliari zijn geronseld onder overwonnen en bevriende volkeren. De leiding van een cohort auxiliari gaat vaak naar een aristocraat die zijn eigen mannen aanvoert. Cohorten auxiliari worden bijvoorbeeld geleverd door de ‘Nederlandse’ Bataven of door ‘Kroatische’ Breuci. Deze niet-romeinse mannen krijgen na afloop van hun diensttijd het Romeins staatsburgerschap.
Een legioen is opgebouwd uit tien cohorten van soldaten plus hun leidinggevenden, in totaal ongeveer vijfhonderd mannen. De bevelhebber van een legioen heet legaat. Zijn staf bestaat uit een prefect, de kampcommandant, en zes tribunen. De prefect zorgt dat het garnizoen goed is ondergebracht en goed wordt verzorgd.
Elk van de tien cohorten in het legioen bestaat uit zes centuries van elk tachtig soldaten plus hun leidinggevenden. Elke centurie heeft een centurio aan het hoofd, deze wordt bijgestaan door lagere officieren en onderofficieren.
Een cohort auxilia, zoals in de Limescastella, functioneert zelfstandig. Zo’n cohort is vergelijkbaar in omvang en organisatie met een cohort in een legioen. Een cohort auxilia moet helemaal voor zichzelf kunnen zorgen én is kleiner dan een legioen. Dit betekent dat er kleinere verschillen zijn in organisatie en functies ten opzichte van een legioenscohort.
De leiding van een cohort auxilia berust bij een prefect cohortus. Deze kampcommandant is meestal een aristocraat die zijn eigen ‘barbaarse’ manschappen aanvoert. Het kan soms ook gaan om een jonge Romeinse aristocraat, een equites, aan het begin van zijn carrière.
Een cohort is strak georganiseerd. Er zijn zes centuries met een eigen centurio. Deze wordt bijgestaan door zijn plaatsvervanger, de optio die de dagelijkse leiding heeft over de manschappen. Daarnaast is er een wachtcommandant, de tesserarius, en er zijn signifers. Elke centurie heeft een eigen signifer die verantwoordelijk is voor de financiën. De signifer is tevens vaandel- of standaarddrager.
De regalia van een legioen zijn de adelaar van het legioen, de legioensvlag, het portret van de keizer en een standaard met medaillons, eretekens voor het hele legioen. Elk cohort heeft een eigen cohortstandaard met eretekens voor het betreffende cohort. Ook centuries hebben eenzelfde soort standaard met hun eretekens.
Een cohort auxiliari heeft ook veldtekens. Er zijn geen adelaar en geen legioensvlag. Wel is er een cohortstandaard met eretekens en is er een eigen cohortvlag. Ook bij de auxiliari hebben centuries een eigen standaard met hun eretekens.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl