In de loop van de Romeinse Keizertijd verandert de toga. De ontwikkeling gaat van een redelijk eenvoudig model naar een toga die door minstens twee slaven moet worden aangetrokken. Dat komt omdat de toga langer wordt en omdat het heel belangrijk is dat alle plooien goed zitten.
In de tijd van de Romeinse Republiek wordt de toga veel gedragen. In eerste instantie door ‘iedereen’, maar later in de tijd wordt het steeds meer een kledingstuk voor mannen met een officiële status. In de Romeinse Keizertijd is de toga niet langer een dagelijkse dracht, zelfs niet in de hogere kringen. Adellijke kinderen hebben wel een kindertoga. Na een ritueel krijgen de jongens een toga virilis als teken dat zij een volwassen man zijn.
Hoe verder in de tijd, hoe ingewikkelder de manier van draperen wordt. De simpele manier is de toga over de linkerschouder ‘werpen’ met een punt op de buikzijde. Dan de stof van achteren naar voren onder de rechterarm doorhalen. Vervolgens wordt de rest van stof enigszins losjes naar achteren geslagen, zodat er ook een punt op de rug hangt.
Aan het einde van de eerste eeuw is de toga een stuk langer geworden. Dan moet de stof worden geplooid om de lengte van 4 tot 5 meter netjes om het lichaam te draperen. De stof wordt over de linkerschouder tot een band gevouwen. Aan de rechterzijde wordt de toga rond het middel gedrapeerd zodat de ronde rand van de stof tot aan de grond reikt. De band wordt vervolgens onder de band op de schouder geschoven, zodat de rest van de stof met de punt op de rug naar beneden hangt.
In de tweede eeuw worden plooien ingewikkelder. Om het effect te krijgen van afhangende gelijke halfronde plooien, moet de stof nu een op correcte wijze gevouwen band over de schouder krijgen. Ook moet deze gevouwen band aansluitend aan het lichaam worden gedrapeerd. Dan kan op de rug de band in elkaar worden gevouwen om deze in een rechte lijn rond het middel te draperen. Vervolgens wordt de band onder de band op de schouder geschoven met de rest van de stof in een punt afhangend op de rug. Links voor wordt een deel van de stof, een stukje stof dat ‘teveel’ is, tot een umbo gevormd. De stof wordt hiervoor door de riem, ook van stof, getrokken.
De dubbele toga is langer, deze kan wel 7 of 8 meter zijn. Het vouwen en plooien kent hetzelfde principe als andere typen toga’s. Dus beginnen met de punt aan de buikzijde. De toga wordt vanaf de linkerschouder gedrapeerd tot een gevouwen band. Voor deze toga moet de stof strak onder de rechteroksel door worden gehaald en daarna recht over de borst, over de hangende punt en onder de linkeroksel door. Het komt erop neer dat de toga geheel rond het lichaam gaat. De rest van de stof gaat vervolgens opnieuw over de linkerschouder en de band wordt onder de band gefixeerd. Een alternatief is dat het uiteinde van de stof over de linkerarm gedragen worden. Dit heeft als effect dat de togadrager heel breed overkomt.
Tijdens rituelen of het brengen van een offer kan de Flavische toga van achteren omhoog worden getrokken. Het is dan gemakkelijk om het hoofd te bedekken. Het hoofd moet tijdens religieuze handelingen altijd bedekt zijn, speciaal als de man in toga een offer brengt.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl