De noordwestelijke uithoek van het Romeinse Rijk wordt al voor de eerste eeuw vooral bewoond door Frisii en Bataven. Beide stammen zijn bevriend met Rome, oftewel zij zijn foederati. In ruil voor privileges leveren de Bataven troepen, terwijl de Frisii goederen leveren. Zowel de troepen als de goederen zijn in principe een vorm van belasting.
In de eerste eeuw leveren de Bataven maar liefst acht cohorten infanterie en een ala cavalerie plus de nodige ruiters voor de Praetoriaanse Garde. Het gaat dan over iets van vijfduizend manschappen. Dat is extreem veel, maar het past wel bij een krijgshaftig volk, zoals het voorheen paste bij de Noord-Gallische stammen.
In deze periode is het onder Bataven gebruikelijk dat wapenrustingen en uitrustingen voor paarden ook in het burgerleven een grote plaats innemen. Dat lijkt een meer algemene en ook al oudere trend te zijn onder alle noordwestelijke stammen in Noord-Gallië, West-Germania en langs de Rijngrens. Maar, deze trend wordt zeker beïnvloed door de vele veteranen die hun legerspullen na hun diensttijd mee naar huis nemen.
Na de Bataafse Opstand in 69-70 worden de Bataafse legeraanvoerders vervangen door Romeinse. Vermoedelijk bemannen de Bataven tot de Opstand onder meer de castella in de regio langs de Rijn. Na de Opstand mogen de Bataafse troepen niet langer in hun ‘vaderland’ dienen. Zij worden onder meer gestationeerd langs de Muur van Hadrianus.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl