Romeinse mannen, vrouwen en kinderen dragen een tunica. Dit is een basis kledingstuk, ook in de noordelijke grensstreek. Burgers dragen een tunica, maar soldaten dragen er ook een. Nu zijn er allerlei varianten op dit kledingstuk. Vaak is dat een indicatie van rang en rijkdom, maar dat hoeft niet.
Oorspronkelijk wordt een tunica als compleet kledingstuk op een staand weefgetouw geweven. De maat van de tunica wordt dan door de maat van het weefgetouw bepaald. In principe kunnen alle Romeinse vrouwen hun eigen kleding weven, en van het gezin.
In de eerste eeuw verandert deze huisvlijt in een industrie. Dat komt door de ontwikkeling van het weefgetouw. Zodra liggende weefgetouwen ontstaan is het mogelijk om grotere lappen stof te weven. Dat gebeurt dan ook, zeker als er sprake is van goede kwaliteit. Deze grote lappen textiel worden in balen door het hele Rijk vervoerd.
De tunica van een vrouw is langer dan die van een man. Vrouwen dragen hun tunica tot aan de grond. Arbeiders en slaven hebben vaak een kortere tunica, maar dat hangt ook af van hun werkzaamheden.
Nu is een tunica gewoon rechttoe en rechtaan. Daarom zie je in de loop van de tijd verschillen vooral aan de bovenzijde, op de schouder en de arm. Het is bijvoorbeeld een hele tijd in de mode om knopjes te gebruiken voor een elegante touch.
Mannentunica’s reiken ongeveer tot op de knie. Er is wel een aantal varianten. Zo zijn de tunica’s van jagers een stuk korter, maar zij dragen dan ook altijd een broek. Hele rijke mannen hebben soms een langere tunica aan, tot op de kuit. In het normale leven zal een burgertunica op of net onder de knie vallen. Een tunica wordt met of zonder band of riem gedragen.
Naast de Romeinse manier van kleden zijn er ook lokale kledingstukken. Er bestaat zoiets als provinciale dracht. Dit gaat van kostuums die alleen in bepaalde streken worden gedragen tot geromaniseerde dracht. Dan wordt de lokale manier van kleden aangepast aan die van de Romeinse overheersers. Aan de andere kant worden sommige kledingstukken overgenomen door de Romeinen, zoals broeken.
De ‘prijs’ van een tunica hangt vooral erg af van het materiaal en de kleur. Vaak worden de natuurlijke kleuren van de textielsoort gedragen: wolwit of -bruin en vlasbeige. Maar, Romeinen houden van kleur dus de tunica’s zijn zeker ook blauw, groen, geel of rood geverfd en alle kleuren die hiertussen zitten. Sommige kleuren zijn duurder dan andere. Omdat natuurlijke kleurstoffen vervagen, worden gekleurde kledingstukken regelmatig in Romeinse wasserijen opgefrist.
Er is echter één kleur die is voorbehouden aan de keizer: purper. De keizer mag helemaal in het purper paraderen. Ridders en senatoren mogen purperen banden op hun toga en tunica dragen.
Banden op een tunica heten clavi. Clavi zijn ook een modeverschijnsel. En, lang niet elke tunica heeft clavi. Soms zijn de clavi in de stof geweven, maar zij worden ook op de tunica genaaid. Vooral geborduurde clavi of clavi in de kaartweeftechniek zijn kostbaar. Als een tunica versleten is, worden dit soort clavi eraf gehaald en op een nieuwe tunica genaaid.
Soldaten dragen hun tunica iets korter dan burgers, maar het model is in principe gewoon hetzelfde. De tunica komt tot net boven de knie en soms is deze zelfs nog iets korter. Op het eerste gezicht lijken de soldatentunica’s allemaal op elkaar. Kijk je goed dan zie je dat er verschil is in kleur en model.
Veel soldaten dragen een tunica in een natuurlijke kleur, maar er zijn ook andere kleuren in gebruik. Dat komt omdat het uniform nog niet standaard is en iedereen zijn eigen spullen moet kopen. In de loop der tijd wordt de hele uitrusting meer standaard én van parade-uniformen wordt wel verwacht dat deze aan de ‘norm’ voldoen, ook in kleur.
Romeins Alphen is een initiatief van Minerva TXT producties / Eveline
Verhoeve
Copyright © teksten en foto's Eveline Verhoeve
Contact:
MinervaTXTproducties@ziggo.nl